In Vivo ?
Lesley Lokko1 is curator van de 18e Architectuurbiënnale van Venetië, die ze opbouwde rond het thema ‘Het laboratorium van de toekomst’. De biennale is voor haar een ‘agent of change’ waar ze een inclusief verhaal wil vertellen. De verbeelding dient als instrument om onze productie [via massale ontginning] en ons verbruik van [eindige] grondstoffen ter discussie te stellen.
Dat zijn meteen ook de thema’s die het onderzoek uitmaken van het multidisciplinaire team rond psychologe en filosofe Vinciane Despret en architecten Corentin Dalon, Florian Mahieu en Charles Palliez van het collectief Bento, dat door de Federatie Wallonië-Brussel werd geselecteerd om Franstalig België te vertegenwoordigen in de Giardini in Venetië. Hun discours rust op de vaststelling dat we de manier waarop we (bouw)materialen produceren dringend moeten veranderen. Ze kijken naar de toekomst door levende wezens te bestuderen en onderzoeken de mogelijkheid om bouwmaterialen te maken op basis van schimmels (mycelium2), die beschikbaar, duurzaam, zelfgenererend en goedkoop zijn. Het team wordt bij de presentatie van hun onderzoek in het Belgisch paviljoen In Vivo ondersteund door ontwerper en scenograaf Corentin Mahieu, antropologe Juliette Salme en microbioloog Corentin Müllender.
Meteen bij het binnenkomen in het paviljoen krijg je een materiaalbibliotheek te zien van de bouwstenen van het project en een video waarin zowel fictie als de eigenlijke opbouw aan bod komen. De specifieke kenmerken van mycelium worden voorgesteld in de zalen rond de centrale ruimte aan de hand van begrippen die de verbeelding prikkelen: ‘generatie’ (de verkregen resultaten worden in verschillende vormen gepresenteerd), de presentatie van verschillende soorten leer op basis van schimmels en de ‘regeneratie’ ervan, en ‘territorialisering’, een zaal met een broedmachine waarin de schimmels zich langzaam vermeerderen. Al deze begrippen verduidelijken de de centrale installatie. Deze werd uitgelijnd op het centrale bovenlicht van het paviljoen en bestaat uit een houten structuur3, afkomstig uit het Zoniënwoud, waarop meer dan 600 panelen ‘slapend’ mycelium4 bevestigd zijn, en die steunt op een aarden vloerplaat, geleverd door BC materials.
In deze ruimte, met zijn fijnzinnige esthetiek, badend in licht en stilte, verblijven we, zoals de titel van de catalogus suggereert, ‘in het mycelium’, waar we het organisch materiaal kunnen observeren, met zijn unieke kenmerken en met tal van textuur- en kleurvariaties.
In die publicatie die bij deze scenografie hoort, projecteren Vinciane Despret, Bento en Christine Aventin ons in een toekomst waarin de mens eindelijk weer in contact staat met levende materialen. Dit mooie, levendige verhaal wordt aangevuld met het standpunt van Juliette Salme, aan de hand van uittreksels uit haar velddagboek.
De centrale interventie wekt een zekere nieuwsgierigheid op, die van een droom die je graag in werkelijkheid had meegemaakt, waarbij dit tot pronkstuk gereduceerde, slapende materiaal ons lijkt te vertellen dat het niet wil slapen. Een van de zaalteksten haalt dit ook aan: “We zouden kunnen gaan dromen over levende, groeiende en avontuurlijk verbonden gebouwen.” De curatoren van het Belgisch paviljoen sluiten zo perfect aan op de woorden van Lesley Lokko en haar droom van het imaginaire. Zij schrijft dat ‘Het laboratorium van de toekomst’ niet didactisch is. Het zegt niet welke richting we uitmoeten, biedt geen oplossingen en spelt geen lessen. Het is eerder het tegengestelde: de uitwisseling tussen deelnemer, tentoonstelling en bezoeker is noch passief, noch vooraf bepaald. Ze is wederkerig en iedereen wordt aangemoedigd om verder te gaan naar een andere toekomst. “Wat als de verbeelding zou leiden tot de mogelijkheid om meer te zien, of iets anders te zien?”5 Zou die vraag niet aan het (onvoorspelbare) materiaal zelf moeten worden gesteld? Moeten we de controle loslaten die we erover uitoefenen door het in een slaaptoestand te houden, en het zich de werkelijkheid laten toe-eigenen? “Alles op zijn tijd”, antwoordt Juliette Salme in de publicatie. Eén ding is zeker: het onderzoek “laat ons dromen van levende, veerkrachtige, evoluerende architectuur, voortdurend geregenereerd door haar eigen materie”. Op deze biënnale zien we een keerpunt. In Vivo is hiervan getuige en vormt een bemoedigende en noodzakelijke eerste stap tussen de stand van zaken en actie.