My kingdom for a bench
De verdwijning van de houten banken in het Brusselse Noordstation zorgde bij heel wat Brusselaars voor commotie. Na een beslissing van de infrastructuurbeheerder werden de speciaal voor deze perrons ontworpen banken, ondanks hun perfecte staat, gedeeltelijk vervangen door metalen banken met armleuningen.
Deze op het eerste zicht anekdotische gebeurtenis is veelzeggend voor de maatschappij waarin we leven. Uit deze ‘bench gate’ moeten lessen worden getrokken om breder te gaan nadenken over de manier waarop we omgaan met het erfgoed van de mobiliteitsinfrastructuur in België (stations, metro, …).
De kritiek is eerst en vooral van ecologische aard en gaat over de ‘reflex’ dingen weg te gooien zonder zich verdere vragen te stellen. Deze banken zijn in perfecte staat. Ze vragen uiteraard enig onderhoud, maar ze hadden nog jaren dienst kunnen doen. Maar het debat is ruimer: wat voor deze banken geldt, zou voor al onze renovatiebeslissingen moeten gelden. We moeten anders leren denken en ons in de eerste plaats afvragen wat kan worden behouden. De materiaalstromen moeten worden beperkt en meubilair dat in goede staat verkeert nodeloos vervangen, slaat vandaag nergens meer op.
De kritiek is echter ook sociaal. Het gaat immers over onze relatie met de zwakkeren in de publieke ruimte. Vlakke, doorlopende banken vervangen door banken die worden onderbroken door armleuningen, is alles behalve neutrale keuze. Op de nieuwe banken kan je niet meer gaan liggen. Hierdoor is het een fundamenteel asociale maatregel, die eens te meer een tendens blootlegt in onze samenleving die steeds vijandiger en defensiever wordt tegenover daklozen. Bovendien is de ingreep absurd, omdat het probleem an sich niet wordt aangepakt. De symboliek van de ‘privatisering’ van kwaliteitsmeubilair, via de doorverkoop door het bedrijf RotorDC, en de vervanging ervan door standaardmeubilair is ronduit schokkend. Kwaliteit wordt kortom geprivatiseerd voor degenen die het zich kunnen permitteren, terwijl het grote publiek het moet stellen met goedkope banken. Het is duidelijk dat de NMBS in het verleden andere ambities had.
De kritiek heeft immers ook betrekking op het erfgoed. Het Noordstation werd begin jaren 1950 gebouwd door architect Paul Saintenoy en is een van de laatste Belgische stations die de architectonische samenhang van die tijd heeft bewaard. De houten banken werden in de jaren 1990 vervaardigd op basis van historische plannen van de NMBS uit 1949. Bij deze interventie werd destijds dan ook aandacht besteed aan de opwaardering van dit erfgoedkader. Dat was niet het geval bij de meer recente ingrepen in de gangen onder de perrons of aan de gevel van de Aarschotstraat. Of je nu van de architectuur van het Noordstation houdt of niet, je kan de kwaliteiten van het gebouw niet ontkennen. Meubilair en gebouw vormen één geheel en het verwijderen van het meubilair vermindert bijgevolg de kwaliteiten van het geheel. Toen men in 2014 het grote stervormige NMBS-logo in de centrale hal van het station wilde verwijderen, vond een soortgelijke discussie plaats (en werd het logo gered). Gezien de desastreuze gevolgen van de recente ingrepen kan je je afvragen of er bij de NMBS nog mensen zijn die zich bekommeren om architectuur en erfgoed.
Om al deze redenen leidde de verwijdering van de banken tot felle reacties. Deze controverse moet ons doen nadenken over de toekomst, in verschillende fasen:
- Eerst en vooral wat de banken en het Noordstation zelf betreft. Er zijn stappen mogelijk: we vragen de NMBS om de banken die kunnen worden behouden te laten staan en om de banken die kunnen worden gerecupereerd terug te plaatsen. Aan het Gewest vragen we om na te denken over de bescherming van het erfgoed van het Noordstation in zijn geheel. Hierover is ook een petitie gestart, die hopelijk massaal wordt ondertekend.
- Ten tweede vragen we het Gewest om deze denkoefening omtrent bescherming en opwaardering uit te breiden tot al het erfgoed van onze mobiliteitsinfrastructuur: de trein- en metrostations. Want wat voor de NMBS geldt, geldt in grote mate ook voor de MIVB. Ingrepen aan en aanpassingen van de metro-infrastructuur worden zeer vaak uitgevoerd zonder aandacht voor bovenvermelde punten: samenhang van architectuur en erfgoed, behoud van materialen in goede staat, organisatie van het onderhoud, gastvrijheid, … Als we de catastrofale herinrichting van sommige metrostations (zoals Kruidtuin) aanhalen, weten liefhebbers van de Brusselse metro – die erg typisch is voor de jaren 1970 – vast wat we bedoelen: vervanging van de vloerbedekking, de muurmozaïeken, het stadsmeubilair, of zelfs het originele lettertype van de bewegwijzering, …
- Ten slotte moeten volgens ons ook de personen belast met het technisch beheer van dit soort infrastructuur worden betrokken. Zij worden vaak geconfronteerd met reële problemen op het terrein: onderhoud, schoonmaak, veiligheid, … Vaak hebben ze niet veel kaas gegeten van architectuur en erfgoed en zijn ze zich niet bewust welk effect hun beslissingen hebben op de samenhang van het erfgoed van het netwerk. We gaan ervan uit dat er altijd een manier is om een goede oplossing voor een probleem te vinden. Maar een goede oplossing moet samen met hen worden gevonden. Moeten we met deze spelers een specifiek denkproces uitwerken, zodat ze zich bewuster zijn van de invloed van hun beslissingen? Moeten we het team van de Bouwmeester maître d’architect mobiliseren? De facilitators van Leefmilieu Brussel? MAD Brussel? Moeten we erfgoed onderbrengen onder de regionale overheden?
Onze mobiliteitsinfrastructuur maakt deel uit van ons erfgoed. Dit erfgoed is van groot belang, omdat het frequent gebruikt wordt en dus zeer zichtbaar is. Het speelt een belangrijke rol in de opbouw van de Brusselse identiteit en het smeedt onze band met de stad. Daarom lijkt het ons belangrijk het te versterken en waar mogelijk de samenhang en kwaliteiten van wat ons door vorige generaties is nagelaten, te behouden of in ere te herstellen. Dit is een belangrijke doelstelling in onze huidige maatschappij.
Aan het werk!