Gepubliceerd op 28.06.2018 | Tekst: Elodie Degavre

Paola Viganò leert u houden van de peri-urbaniteit, een ongedefinieerd gebied tussen stad en open ruimte waaraan ze jarenlang onderzoek aan wijdde. Op uitnodiging van A+ en Bozar richt de Italiaanse architect-stedenbouwkundige zich deze zomer op ons land met Horizontal Metropolis, een tentoonstelling, lezing en summer school, maar vooral een toekomstvisie waarin België, bakermat van het onderzoek, een speciale plaats inneemt.

Elodie Degavre : Paola Viganò, al van in het begin van uw loopbaan koesterde u interesse voor gebieden die ruimtelijke ontwikkelaars links lieten liggen. Om uw aanpak beter te begrijpen, hebben we wat meer achtergrondinformatie nodig. U bent architect-stedenbouwkundige. Wat behelst de combinatie van deze twee disciplines voor u precies?

Paola Viganò: In Italië, en wellicht ook elders, bestaat er een traditie waarin architectuur en stedenbouw in elkaars verlengde liggen. Ik vertel vaak over mijn allereerste ervaring met een zogeheten territoriaal plan, toen ik de provincie La Spezia bestudeerde samen met Bernardo Secchi. Ik had geen idee van wat een territoriaal provinciaal coördinatieplan inhield. Ik ben eraan begonnen zonder enige kennis van procedures of planninginstrumenten.

Iemand met een architecturale achtergrond en een belangstelling voor ruimte en de verschillende schaalniveaus ervan, vertrekt best van die ruimte zelf om aan stedenbouw te doen. Het is beter om te vertrekken van de tastbare onderdelen in de ruimte en na te gaan welke ontwerppraktijk en verbeelding eraan voorafgingen, dan je te verdiepen in allerlei mechanismen en regels van een discipline of een vastgelegde procedure. Volgens mij word je eerst architect en pas dan stedenbouwkundige. Stedenbouw is namelijk het langzaam opbouwen van inzicht in de ruimte. Je kan geen stedenbouwkundige worden van de ene dag op de andere. Er is geen breuk tussen deze twee werelden, tussen architectuur en stedenbouw. Een project behoort niet toe aan de ene of de andere discipline.

Het is vanuit deze invalshoek dat u Horizontal Metropolis hebt ontwikkeld, een tentoonstelling die eerst te zien was op de architectuurbiënnale van Venetië in 2016, en nu ook in Brussel. Hier stelt u een visie voor in schril contrast met de gangbare verdediging en opwaardering van de dichtbebouwde stad. U sluit zich daarentegen aan bij een aantal studies en toekomstgerichte visies die zich al verschillende jaren buigen over de nevelstad of sprawl – de diffuse, ongedefinieerde bebouwing in voorstedelijke en zelfs landelijke gebieden. Wanneer hebben die thema’s hun intrede gegaan?

Lang geleden al. Toen de nevelstad als nieuwe stedelijke vorm aan het einde van de 19de eeuw verscheen, is men zich erin beginnen te verdiepen. Een evolutie die alleen maar toenam en waarbij vooral vanaf de jaren 1960 geprobeerd werd om de nieuwe stadsvorm te begrijpen en te definiëren. Het was een stedelijke vorm die afweek van de traditionele stad, en waarvoor nog geen categorie bestond. Het kind kreeg een naam en werd in Italië de città-territorio genoemd, de città diffusa in regio Veneto – twee termen die een tegenstelling vormen. Men toonde aan dat dit gebied over alle voorzieningen beschikte: dienstverlening, infrastructuur, productie… Het was een diffuus gebied zonder kern, en toch ging het om een stad. Alle eigenschappen van stedelijkheid waren aanwezig, maar dan in een andere vorm. In België had Marcel Smets het over de banlieue radieuse, een politiek project dat de toekomst elders zag dan in de traditionele steden. Thomas Sieverts had het over de Zwischenstadt om de ruimte tussen de steden te benoemen. Elke definitie is ontstaan vanuit een specifieke context. Het gaat hier dus niet over een abstractie of theorie die men op een bepaalde plek wilde implementeren.

U beschouwt België als een totaal versnipperd gebied dat net beantwoordt aan een aantal van deze definities. Hoe ziet de versnippering in België er volgens u uit?

België en Italië hebben een bijzondere rol gespeeld toen deze definities werden ingevoerd. De Fransen waren lang niet bereid om het belang van het sprawl-fenomeen te onderkennen. Ze waren ervan overtuigd dat het een puur Italiaanse aangelegenheid betrof. Maar uiteindelijk werd ingezien dat het een veel grootschaliger fenomeen is. De Belgische versnippering is al heel lang aan de gang en blijft ook duren, net zoals in Italië. Het zijn zeer dichtbevolkte landen: België omdat het een klein land is zonder uitgesproken reliëf, Italië omdat het erg bergachtig is. De beschikbare ruimte is zeer beperkt. Bovendien werd de ruimte tijdens de afgelopen eeuwen intensief bewerkt om ze bewoonbaar te maken. Het belang van infrastructuur op lokaal niveau is iets wat onze landen gemeenschappelijk hebben. In België is er geen enkele vierkante centimeter die niet werd ontworpen, getransformeerd, bewoonbaar of bruikbaar werd gemaakt.

In hoeverre heeft de horizontale metropool te maken met versnippering? Waarom is het belangrijk om voor dit fenomeen de term metropool te gebruiken?

Het is geen nieuw woord. De metropool is sinds het einde van de 19de eeuw een belangrijk thema. De metropool was de plaats waar rijkdom en macht samenkwamen. Een plaats waar alles mogelijk was, ook sociale verbetering. Maar vanuit een andere ooghoek verslond de metropool alle bronnen die door de omliggende gebieden werden aangereikt. Ze was het centrum van rijkdom en cultuur ten koste van de periferie. Dat was de metropool in de 19de en 20ste eeuw. Vandaag moeten we ons afvragen welk type metropool we willen. En dan doet de hypothese van de horizontale metropool haar intrede.

De horizontale metropool is de tegenpool van de metropool die verticaal georganiseerd wordt, zowel op ruimtelijk, sociaal als politiek vlak. De horizontale metropool laat de voordelen van verstedelijking – een proces dat bezig is in de hele wereld – doorsijpelen in al haar onderdelen. In de horizontale metropool is er geen stadscentrum, en dus ook geen stadsrand of buitenwijken. Deze metropool heeft een intrinsiek isotroop karakter. De horizontale metropool maakt gebruik van het al aanwezige ruimtelijke kapitaal en berust op de mogelijkheid om dat kapitaal te hergebruiken, het te integreren in een visie die het mogelijk maakt om er een duurzame ruimte van te maken. Ik ga er daarbij van uit dat alles – economie, culturele productie, levenskwaliteit – even belangrijk is als in de dichtbevolkte stad die beschikt over alle voorzieningen, infrastructuur en cultuur… Want ook in de nevelstad zijn er musea, is er literatuur, zijn er filmmakers en fotografen. De horizontale metropool heeft haar eigen esthetiek voortgebracht die inmiddels wordt erkend. Ik aanvaard niet langer de gedachte van een metropool als uitsluitingsmechanisme.

U bent ervan overtuigd dat de stad van de toekomst niet de dichtbebouwde, verticale stad is, ook niet in termen van duurzaamheid. U gaat daarmee in tegen de huidige stroom van economische en politieke inspanningen.

Men zegt over versnipperde of verstrooide stedelijke gebieden vaak dat ze slecht ontworpen zijn, en dat ze helemaal niet duurzaam is of kan zijn. Maar net daar is er infrastructuur aanwezig die oorspronkelijk gebouwd werd voor een productief landschap. Als we zouden luisteren naar één of ander absurd plan en de drooglegging van het moerasland van Veneto door de Romeinen zouden opofferen, dan zouden we het gebied definitief onbewoonbaar maken. Vandaag beschikken we immers niet over de middelen, hulpbronnen, en de duizenden werklieden die nodig zijn om dit alles gebouwd te krijgen. Als we België als een horizontale metropool beschouwen, dan zien we dat bepaalde gebieden ondergeschikt blijven aan andere. Toch zijn ze voldoende uitgerust op het vlak van infrastructuur en voorzieningen, en hebben ze een uitgebreide culturele en ecologische geschiedenis. Dat latent aanwezige kapitaal – ruimtelijk, ecologisch en menselijk – moet worden aangeboord. Door de kwaliteiten van het gebied uit te spelen, de diversiteit ook tussen de verschillende gebieden en hun verbindingen met de andere, sterkere zones binnen de metropool. Er moet opnieuw worden nagedacht over de verdeling van infrastructuur en diensten. De horizontale metropool gaat over decentralisering, over de problematiek van een buitensporige concentratie, over horizontaliteit en over complementariteit.

Voor mij betekent duurzaamheid voordeel halen uit wat er al is. Uit de grote territoriale rationaliteit op het vlak van water, bodem, landbouw. Voordeel halen uit de bestaande steden met hun diverse woonvormen. De horizontale metropool, die geen rand of buitenwijk meer heeft, is de plaats waar de problemen van vandaag moeten worden opgelost, waarin we ons moeten aanpassen aan de klimaatverandering, waarin we biodiversiteit moeten terugvinden, een interessant levenskwaliteit moeten beogen en de werkvormen en de werkruimte moeten worden herbekeken. De mainstreamovertuiging die pretendeert dat de enige toekomst van de stad de verdichte stad is, en het verder verdichten van gebieden die al heel dens zijn, heeft volgens mij geen enkele zin. We moeten onze machtsrelaties herzien, en het stedelijke gebied dat we hebben volgebouwd herbekijken, en vandaaruit alle maatschappelijke urgenties bestuderen en aanpakken.

Voor de tentoonstelling in Brussel past u deze territoriale visie toe op België. Drie nooit eerder getoonde casestudies – een Waalse, Vlaamse en Brusselse – komen aan bod tijdens een summer school die u zal leiden. Die drie cases worden toegevoegd aan de bestaande casestudies in Zwitserland, Italië, de Verenigde Staten en China. Welke gebieden hebt u gekozen en waarom?

De eerste casus die we voorstellen is de Sambervallei. Die omvat honderden hectaren bevuild braakland. Voor de jaren 1960 waren er tientallen jaren van productie en rijkdom, en daarvoor moeten we nu gedurende meerdere eeuwen een prijs betalen. Want zo lang zal het duren om het ecosysteem weer op punt te stellen en aan te zwengelen. Het is misschien niet mogelijk om dit gebied op korte termijn te saneren, maar het kan wel opbrengen door recyclage, door het aanleggen van een experimentele beplanting die molecules bevat die nuttig kunnen zijn voor de farmaceutische industrie (een project van Gembloux Agro-Bio-Tech). Het betreft molecules die in een later stadium de sanering van het gebied mogelijk zullen maken. Het is een plek aan de rand, een plaats waar de NMBS haar stations sluit, waar armoede heerst, waar de bevolking jarenlang heeft afgezien door isolement. Voor die bevolking is de horizontale metropool een toekomstvisie die ervoor zorgt dat ze weer kan aansluiten bij de omliggende streek.

Voorts bestuderen we ook Brussel, waar de notie van de horizontale metropool opdook tijdens onze studie Brussel 2040. Brussel kwam bij ons over als een nagenoeg horizontale metropool, naar het voorbeeld van de grote steden die tot op vandaag niet echt een grote aantrekkingskracht hebben. Maar als Brussel zijn huidige tendens om aantrekkelijker te worden voortzet en zich meer gaat richten op bepaalde bevolkingsgroepen, dan zal de stad veel minder horizontaal worden. Dit is het moment bij uitstek om de horizontaliteit van Brussel opnieuw in vraag te stellen, ditmaal met als vertrekpunt de natuurgebieden ten westen van Brussel, zoals onder meer Neerpede.

De derde casestudie betreft Gent, een stad in volle groei. Op het eerste gezicht is het een veel sterker en rijker gebied dan bijvoorbeeld de Sambervallei, maar dat is slechts schijn. In streken waar men intensief aan industriële landbouw doet, zijn de bodems uitgeput. De bevolking van het diffuse gebied veroudert, net zoals het ruimtelijk kapitaal ervan: de woningen, tuinen, openbare wegen… Het gebied heeft opnieuw een toekomst nodig.

Deze drie onderling sterk verschillende casussen zijn interessant omdat we in dit soort van gebieden de vraagstelling van de horizontale metropool kunnen bestuderen. Deze gebieden zijn immers in staat om ideeën en projecten ruimtelijk uit te werken.

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.