“Je moet je er gewoon voor interesseren”
Elodie Degavre
De documentaire La Vie en Kit treedt in de voetsporen van de Belgische architecten Jean Englebert, Paul Petit, Lucien en Simone Kroll, en toont hun onderzoek omtrent huisvesting in België in de jaren 1970. Op 13 november won de film de publieksprijs op het BAFF/Brussels Art Film Festival. Naar aanleiding hiervan spreekt Maurizio Cohen met regisseuse Elodie Degavre.
Maurizio Cohen: Je bent jaren bezig geweest aan deze film. Je schetst een eigenzinnige geschiedenis aan de hand van enkele figuren uit de Belgische architectuur die actief waren in de naoorlogse periode en zich zorgen maakten over de crisis aan het begin van de jaren 1970. Ze stelden zich de vraag: hoe kunnen we zorgen voor huisvesting die voor iedereen betaalbaar is? Niet door een ingreep van de overheid die mensen hoop geeft op een woning, maar door een andere dynamiek en aanpak. Hoe zou je dit kunnen bespreken, vertrekkende van de volgende sleutelwoorden en begrippen:
Politiek
Elodie Degavre: Dit woord duikt heel snel op als het binnen de architectuur gaat over huisvesting. Het is dan ook wat schuilgaat achter de benadering van deze film: een boodschap overbrengen aan architecten, maar vooral aan wie geen architect is. Ik probeer mensen via deze film duidelijk te maken dat architectuur iedereen aangaat. Dat ze een bepalende factor is in onze leefomgeving en vaak ook in ons leven an sich. Dat beslissingen over huisvesting vaak door anderen worden genomen en ons zo ontgaan. Architecten hebben de macht om deze leefomgevingen te ontwerpen en deel uit te maken van deze beslissingen. Meer politiek beladen wordt het niet.
Door de bewoners
ED: Door de bewoners betekent participatie. Het betekent alles en niets! In de architectuur wordt dit woord volgens mij een beetje misbruikt. Vanuit mijn beroepservaring en wat ik tot nu toe over architectuur heb gezien en gelezen, zie ik dat participatie voor sociologen en bemiddelaars misschien een legitiemer middel is dan voor architecten. Ik bedoel, als architecten zich hiermee moeten bezighouden, hoe kunnen ze dat dan doen vanuit hun eigen instrumenten, zonder te beweren dat ze evenveel weten als sociologen? De instrumenten van de architect zijn de bouw en het ontwerp. Aan de hand van de drie projecten die ik in de film toon, probeer ik te vertellen hoe de architect binnen een context van participatie bij zijn eigen expertise kan blijven. In deze drie ‘systeemarchitecturen’ (Le Sart Saint-Nicolas, La Mémé en het systeem Patze-Englebert) stopt de architect op een bepaald punt in het ontwerpproces, zodat de bewoner de volgende stappen kan uitvoeren en zich een deel van het proces kan toe-eigenen: het huis bouwen, verder ontwerpen of het na verloop van tijd aanpassen.
Vertellen
ED: Het verhaal van de architectuur vertellen, is wat mij motiveert in de film en in veel dingen die ik vandaag doe. Het grote publiek is zich niet noodzakelijk bewust van wat architectuur kan zijn en het wordt vaak in een negatief daglicht gesteld, er zit ruis op de communicatie. Dit is mijn motivatie om het verhaal van architectuur op een andere manier te vertellen: je kunt veel mensen sensibiliseren door hen de spannende verhalen te vertellen uit de architectuurwereld en je kunt daar verteltechnieken voor gebruiken zoals de film, met helden, een zoektocht en obstakels.
Archieven
ED: Ik heb deze architecten ontmoet als ze al wat ouder werden, te midden van hun paperassen, boeken en plannen. Het archief werd een onderwerp in de film, omdat het de drie architecten bezighield. Het is ook een bron waaruit ik kon putten om het verhaal te reconstrueren, om te begrijpen wat er was gebeurd, maar ook om de energie voor het verhaal uit te halen. Ik kon vertrouwen op de details van bepaalde plannen en brochures, op hun militante en altijd zeer creatieve toon. De archieven leidden ook tot de gesprekken met de architecten. Ze vormden een zeer waardevol instrument om woorden te verzamelen, die we naar het heden brachten om hun betekenis te herontdekken.
Experiment
ED: Deze drie architecten hebben niet alleen in de projecten die ik laat zien geëxperimenteerd, maar in al hun projecten, hun hele leven lang. Experimenteren is in de architectuur een drijvende kracht om nieuwe oplossingen te vinden voor zowel maatschappelijke als bouwkundige problemen. We testen dingen, en het fascinerende is dat we ze in de praktijk kunnen testen. De film laat ook zien dat experimenteren moed vereist en dat het kan mislukken. Het is iets wat niet alle architecten doen, maar volgens mij, en in het leven van mijn personages, is het de belangrijkste drijfveer van architectuur.
Frustratie
ED: Het was heel interessant wat er menselijk gezien gebeurde met deze personages die terugkeken op wat ze hadden gedaan. Hun hele leven lang experimenteren ze, denken ze na over huisvestingsmodellen en de sociale modellen die daarbij horen. En dan verkoopt het niet en wordt het niet op grote schaal gebouwd. Of het wordt na een tijdje gesloopt, of het project valt niet in de smaak en dat leidt tot frustratie. De frustratie niet gehoord te worden, in een systematisch te smal kader te zitten, er te vroeg bij te zijn. De drie architecten vertelden me vaak dat hun ideeën te vroeg kwamen. Ik was zeer geïnteresseerd in deze frustratie, omdat ik vond dat het hen paradoxaal genoeg blind maakte voor een succesverhaal dat er wel degelijk was in de vorm van een paar gebouwen die wel werden gebouwd en bewoond. Een bescheiden succesverhaal, dat ik zichtbaar wilde maken. Ik kon dit succes ook op twee niveaus benutten voor de film. Je probeert dingen waarvan je denkt dat ze mislukt zijn, en aan het eind van je leven vraag je jezelf af waarom? Wat laat ik achter? Dat gevoel van frustratie, van ouderdom en mislukking is universeel. Het is iets wat veel mensen kunnen herkennen.
Veroudering
ED: Het is ook een film over ouderdom. Regisseuse Louise Lemoine – Bêka&Lemoine – zei tegen mij: “Jouw film is een film over mannen die oud worden, maar ook over het ouder worden van hun ideeën”. Ik denk dat dat absoluut waar is. We gaan geen tijdperk doen herleven, dat is niet mogelijk. Maar misschien kunnen we een idee dat verouderd is actualiseren. Misschien kan het een broedplaats zijn voor nieuwe ideeën. Daarnaast is het ook een film over het geheugen van deze personages, dat langzaam vervaagt. Tussen de locatieverkenning en de opnames verstreken enkele jaren en wat aan het begin van het parcours stabiel was – het ‘geheugen’ en het ‘archief’ – ontsnapte me steeds meer. Mensen uit de filmindustrie deden me inzien dat dit juist ook iets heel moois onthulde, namelijk het leven zelf. Ik ontmoet ze en ik laat ze zien op dat specifieke moment in hun leven. Ik moest gewoon eerlijk zijn over deze situatie en respectvol omgaan met wat ik liet zien.
Weerklank
ED: Vinden deze ideeën weerklank in onze huidige wereld? Dat is de vraag die ik me stel in de inleiding van de film. Is er een verband met onze hedendaagse architectuurproblemen? Ik probeer ook de drie verhalen met elkaar te laten resoneren, zodat ze elkaar aanvullen en één verhaal vertellen, dat zich op verschillende tijdstippen afspeelt. Daarnaast ga ik ook op zoek naar dat verleden en laat het resoneren met mijn eigen verleden én met mijn eigen heden. Wat mij als klein meisje fascineerde, toen ik verschillende vormen van architectuur ontdekte, was wat ik in deze architectuurvormen ontdekte.
Lokale industrie en zelfbouw
ED: Dat zijn de hefbomen voor deze drie verhalen die zijn ontstaan in zeer specifieke contexten. Het bouwmateriaal speelt bijvoorbeeld een grote rol bij het ontstaan van de Patze-Englebert huizen: hout, de Ardennen, het feit dat Jean Englebert uit die streek komt. Hij maakte zich zorgen over de toekomst van dit materiaal en ontmoette de timmerman met wie het hele avontuur begon. Paul Petit keerde eind jaren 1960 terug uit de Verenigde Staten, waar hij de houtbouw ontdekte. Uiteindelijk deed de industriële, staalproducerende omgeving waarnaar hij terugkeerde hem van mening veranderen. Hij zei tegen zichzelf: we moeten proberen nieuwe afzetmogelijkheden voor staal te vinden. Wat de zelfbouw betreft, zijn het ook zeer lokale omstandigheden die de mogelijkheden creëren. Het beste voorbeeld is ‘La Mémé’ – het ‘Medical House’ van de UCLouvain. Lucien Kroll, gesteund door zijn vrouw Simone, was op het juiste moment op de juiste plaats: hij ontmoette studenten die zeer gemotiveerd waren door de bouw van een nieuwe faculteit. Zij waren bereid als een gek te investeren in het ontwerp en de bouw van hun leefruimte. Het is als een bliksemflits, als vallende sterren die elkaar op het juiste moment op dezelfde plaats treffen. Zoiets geeft vonken. Het gaat dus om kleine verhalen, kleine ontmoetingen die de aanleiding zijn voor deze projecten. Maar het is helemaal niet ‘het grote verhaal’ van de architectuur. Deze experimenten zijn niet gebaseerd op een grote, vooraf bestaande theorie. Ze zijn lokaal.
Film en architectuur?
ED: Misschien moeten we hier vandaag wel meer op inzetten: film gebruiken om over te brengen wat we in de architectuur willen overbrengen. Omdat we beseffen dat het een goede manier is om een publiek te bereiken. Het is niet zoals de academische wereld: we kunnen met iedereen praten. De wereld van creatieve documentaires kan veel bijdragen aan onze visie als architect. Zo kwam op een bepaald moment tijdens het maken van de film de kwestie ter sprake welk standpunt de film moest innemen. Aanvankelijk kwam ik zelf niet als personage voor in de film. Later heb ik mezelf toegevoegd als verteller, via een voice-over en een verwijzing naar mijn jeugd in de inleiding. Dit kwam door een ethische vraagstelling na een confrontatie met filmprofessionals. Het standpunt waarvoor ik koos, is een ‘gesitueerde visie’: ik zeg niet “wat ik u vertel is waar”, maar eerder “wat ik u vertel, vertel ik u omdat ik architect ben, mijn achtergrond zus en zo is, ik de dingen op die manier bekijk en daarom is wat ik u vertel niet de waarheid, maar de manier waarop ik de dingen zie“. Ik heb vaak gezegd dat ik in de film een boodschapper was en op een gegeven moment vroeg dit ‘boodschapperspersonage’ om te mogen bestaan.
Verbindingen
ED: De verhalen van deze drie figuren lopen parallel, maar tegelijkertijd lopen ze uiteen in hun ontwikkelingen en ook in de erkenning die ze hebben genoten. Wat ze samenbrengt, is dat het drie utopieën zijn, maar dat woord is discutabel. Eigenlijk zijn het gerealiseerde utopieën. Wat utopisch zal blijven, is de schaalverandering. De persoonlijkheden van de drie personages zijn echter uiteenlopend, en ook hun achtergronden en bekendheid zijn zeer verschillend. Maar ik denk dat Simone en Lucien Kroll, ondanks wat mij is verteld, relatief onbekend blijven in België. Voor Jean Englebert geldt hetzelfde. Hij is bekend in Luik, waar hij carrière maakte binnen de universitaire wereld. Maar als ik in Brussel over hem praat, kennen de mensen in mijn omgeving zijn werk niet zo goed. En paradoxaal genoeg weet ik dat Jean Englebert heel wat aanzien geniet in Japan. Als ik het in Frankrijk heb over Lucien en Simone Kroll, dan zijn dat natuurlijk beroemdheden. Paul Petit is ook plaatselijk zeer bekend, en in de Verenigde Staten heeft hij bij Louis Kahn gewerkt, wat hem in ons milieu enige bekendheid geeft. Hij is de eerste van wie ik verschillende eindwerken van studenten heb teruggevonden, dus zijn project heeft toch zijn weg gevonden. Afgezien van dit alles spraken ze me alle drie over de relatieve mislukking van hun roem in België, en ik had de indruk dat ze op hetzelfde niveau zaten wat hun gevoelens betreft over wat ze in hun leven hadden bereikt. Zeggen ze aan het eind van deze reis niet allemaal tegen zichzelf: “Wat telt er nu uiteindelijk van al wat we gedaan hebben? En wat zal er worden van doorgegeven?” Het was ook interessant om te ontdekken dat ze elkaar kenden, dat er connecties waren. De ideeën die in de film worden besproken, zijn min of meer tegelijkertijd ontstaan, en de drie architecten waren geïnteresseerd in elkaars projecten. Een kleine anekdote: Paul Petit werkte op het kantoor van Henri Montois ten tijde van de bouw van La Mémé. En toen hij naar de werf van het Montois ziekenhuis ging, ging hij langs de werf van Kroll omdat hij wist dat ze daar iets uitzonderlijks bouwden. Jean Englebert bezocht de werf van Paul Petit twee of drie keer tijdens de bouw van de metalen huizen, omdat hij geïnteresseerd was in prefabricatie. Dat soort verbanden en bijzonderheden brengen hen samen en dat benut ik in de film.
Volstaat het je er gewoon voor te interesseren?
ED: Je haalt deze zin uit het eerste interview dat ik gaf, vlak voordat de film uitkwam. Ik denk dat er nog veel te ontdekken valt in de recente architectuurgeschiedenis. Ik werd in ieder geval geconfronteerd met een schat aan informatie, zelfs na niet lang graven. De geschiedenis van zeer lokale architectuur in Franstalig België is niet veel onderzocht en niet erg bekend. Het te ontginnen materiaal is zo rijk en het klopt: je moet je er gewoon voor interesseren. Je moet gewoon een oud tijdschrift openslaan, erin duiken en graven, al die mensen ontmoeten die er nog steeds zijn. Je moet gewoon gaan zitten en luisteren.
La Vie en Kit
69 minuten
Originele taal Frans, ondertitels Engels
Geregisseerd door Elodie Degavre
Geproduceerd door Playtime Films (Isabel de la Serna)