Gepubliceerd op 19.11.2018 | Tekst: Maxime Delvaux en Roxane Le Grelle

Fotograaf Bas Princen is even bekend om zijn landschaps- en architectuurfoto’s als om zijn samenwerkingen met de bureaus Office KGDVS en Studio Anne Holtrop. Afgelopen zomer stelde hij een ander soort werk voor in de Vitra Design Museum Gallery: een conceptueel werk over ‘referentie’, of hoe het ene beeld het andere oproept. Dat leidde tot foto’s op groot formaat van details uit uitvergrote beelden, waarop verschillende materialen te zien zijn. A+ interviewde de fotograaf in aanloop van zijn lezing in Bozar op 22 november, waar hij nieuw werk zal voorstellen.

Bas Princen is pas fotograaf geworden nadat hij verschillende opleidingen volgde, die allemaal op hun manier iets te maken hadden met het gegeven ‘ruimte’. Eerst volgde hij industriële vormgeving aan de Academie van Eindhoven, waar hij rond publieke ruimte werkte. Daar begon Princen fotografie als een ontwerptool te gebruiken. Hij zette het kader van zijn beelden in om de perceptie te manipuleren die de toeschouwer van de ruimte heeft, zonder de realiteit te veranderen. Tijdens zijn tweejarige opleiding aan het Berlage Instituut paste hij vervolgens fotografie toe op architectuur. Door zijn opleiding kon hij “iets bijdragen aan de wereld van architectuur zonder een architect te zijn”.

Vervolgens fotografeerde hij jarenlang architectuur en de publieke ruimte, voornamelijk in steden. Zijn beelden bezorgden hem internationale bekendheid. In die periode werkte Princen nog met een analoge technische camera. Met dat instrument kan de fotograaf zich letterlijk isoleren van zijn omgeving en zo volledig focussen op de beeldcompositie. De fotograaf haalt door zijn kadrering de gekozen onderwerpen uit hun context en creëert beelden die een eigen realiteit bevatten. Princen kiest die beelden op basis van zelfgekozen referenties, uit de persoonlijke overtuiging “dat we een beeld slechts kunnen zien als we het al kennen”. Een beeld onthult zich dus alleen als we er al een andere versie van kennen. In die zin is zijn werk vergelijkbaar met de videoreeks Versions van de Oostenrijkse kunstenaar Oliver Laric.

Die stelling wordt ook duidelijk geïllustreerd in Princens foto van het zwembad in Weekend House van Office KGDVS in Merchtem [office 56]. Het beeld doet meteen denken aan A Bigger Splash van David Hockney uit 1967. Dit vind je vaak terug in het ontwerpproces van zowel de kunst- als de architectuurproductie: composities, perspectieven en details worden tot in het oneindige herhaald, steeds op een licht afwijkende manier.

Wanneer hij met architecten samenwerkt, beschouwt Princen de foto niet als een eindproduct, maar eerder als een middel om het project te begrijpen. Het beeld heeft dezelfde status als een schets, een maquette, een constructiedetail of het afgewerkte gebouw: ze zijn allemaal versies van het architecturale concept. De foto wordt zo deel van het ontwerpproces – een toevoeging die zowel het werk van de architect als van de fotograaf voedt.

De stelling dat een beeld ook andere beelden oproept, verklaart waarom Princen referentiecatalogi maakt voor zijn projecten. Via die beelden bepaalt hij wat hij gaat fotograferen. En die andere beelden zijn door onze persoonlijke ervaring en achtergrond anders voor iedereen. In zijn praktijk bepaalt hij door middel van referenties waarnaar hij op zoek gaat om te fotograferen. Die referenties zijn dus heel persoonlijk. Princen deelde deze referentieboekjes voor het eerst in de publicatie The Construction of an Image, waar het door middel van een facsimile is afgedrukt in de publicatie. Het hielp hem een verhaal samen te stellen rond beelden die hij in de zomer van 2005 fotografeerde.

Voor zijn huidige werk dook Princen onder andere in het archief van het Centre Canadien d’Architecture in Montreal. Hier zet hij het concept van referenties voort. En hoewel het resultaat helemaal anders is, is de aanpak gelijkaardig. “Door een archief bladeren is zoals door een stad dwalen”, zegt Princen daarover. Sommige dingen lokken een reactie in ons uit en wanneer je die zaken fotografeert, kun je je een deel van de realiteit eigen maken, los van zijn context. Dat geldt ook voor de archieven waaruit Princen beelden kiest die hij wil fotograferen en waar hij dus andere beelden van wil maken. Beelden die hij zich eigen heeft gemaakt.

Sinds een paar jaar, ook voor zijn werk dat afgelopen zomer in Duitsland te zien was, laat hij zijn analoge camera links liggen, en werkt hij exclusief met een digitale technische camera. Naar eigen zeggen om zich zo te bevrijden van de beperkingen van de analoge fotografie. “Ik wilde niet dat het fototoestel en de analoge techniek zo sterk mijn werk en de beeldcompositie zouden blijven bepalen.” Die verandering van techniek had uiteraard een impact op zijn werk, dat nu veel vrijer is en hem veel meer mogelijkheden biedt om nieuwe beelden te ontwikkelen.

In zijn nieuwe werk vertelt Princen ons de geschiedenis van de verbeelding door middel van uitvergrotingen van wandtapijten, wandschilderingen, reliëfs en originele afdrukken uit de begintijd van de fotografie. Met zijn digitale camera kon hij een van deze afdrukken tot 28 keer vergroten, zonder de details te verliezen. Hij benadert op die manier zo dicht mogelijk de ware schaal van het 150 jaar geleden gefotografeerde object (schaal 1:1). De uiteindelijke werken van 170 cm x 210 cm zijn fragmenten van beelden, nauwgezet gekadreerd en op Japans rijstpapier gedrukt. Door de vergroting wordt de textuur van het oorspronkelijke materiaal zichtbaar, of het nu papier, hout of verf is. De fotograaf probeert op die manier ook zo dicht mogelijk de realiteit van het oorspronkelijke object te benaderen. Hij wil werken maken die de toeschouwer moet ontleden – wat is echt, wat is beeld, wat is inkt en wat is materiaal? – en beelden die je eigenlijk het liefst zou willen aanraken om te verifiëren wat je oog je wil doen geloven.

Schaal en materiaal zijn ook van groot belang in de samenwerking met Office KGDVS om verschillende paviljoenen te realiseren, zoals het Wall Pavilion in Schengen uit 2013. In zijn nieuw werk is het principe heel vergelijkbaar. De toeschouwer staat niet meer voor een foto, maar voor een object dat hij benadert om de materiële eigenschap ervan te ervaren en waarvan hij afstand moet nemen om te begrijpen dat je naar een precies gekaderd ‘beeld’ of perspectief kijkt.

Wilt u verder lezen? Het artikel wordt gepubliceerd in de bezoekersgids die de avond van de lezing beschikbaar zal zijn!

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.